Het
is een telkens terug- kerende vraag als het om het testen van sportieve
motoren (Supersports) gaat: "Wat is nou het juiste criterium waaraan je
dit soort fietsen moet onderwerpen?" Waarbij de meningen nogal ver uit
elkaar kunnen liggen. Zo zal het ene kamp erbij zweren dat Supersports
dan wel het silhouet van een racemotor mogen hebben, maar dat ze hoe
dan ook primair zijn gemaakt (en bedoeld) voor op de openbare weg, en
dientengevolge ook op daarvoor geldende criteria moeten worden
beoordeeld. Recht daar tegenover staat het andere kamp, dat juist zal
beargumenteren waarom deze fietsen enkel en alleen op een circuit moe-
ten worden getest; het zijn per slot van rekening ook fietsen die zijn
ontworpen voor op het circuit en ook als zodanig in diverse raceklassen
wereldwijd worden ingezet. Dat in het geval van de 'straatversie' de
fiets is voorzien van een kenteken en verlichting is daarbij slechts
een onbelangrijk detail.
Het is een telkens terugkerende vraag als het om het testen van
sportieve motoren (Supersports) gaat: "Wat is nou de ultieme
supersport?" Ook hier kunnen de meningen nogal ver uiteen liggen. Daar
waar het ene kamp zal zweren bij een 1000cc (een zware is je ware), is
het tegenover liggende kamp juist gecharmeerd van de 600cc (lekker
licht en flitsend) varianten. Toch hebben beide kampen iets gemeen, ze
zijn beide afgeleiden van de 750cc Superbikes waarmee het allemaal
begon ergens mid jaren '80 van de vorige eeuw. En dan is er ook nog
iets als de eeuwige discussie of een Superbike twee of vier cilinders
moet hebben. Twee, zeggen vooral de fans van Italiaanse schoonheden en
voeren daarbij ter argumentatie aan dat vanaf de eerste seizoenen World
Superbike de (Italiaanse) V-Twin onverslaanbaar is.
Vier,
zeggen de tegenstanders en voeren daarbij ter ar- gumentatie aan dat
Du- cati enkel oppermachtig kon zijn omdat er binnen het regelement
duidelijk sprake was van valsspe- len. Zonder te cheaten zouden ze nooit zo op- permachtig zijn geweest.
Daarnaast waren er ook nog de 'lichte' superbi- kes, de 600cc super-
sports. In de beginjaren - ergens eind jaren '80 van de vorige eeuw -
nog als sportieve straatfietsen, maar met de groeiende populariteit van
het World Superbike geƫvolueerd tot serieuze racefietsen die qua
vermogen en rijeigenschappen amper nog onderdoen aan de 'zware
jongens'. En waarbij in de loop der jaren zich ook enkele cheaters
gingen nestelen. Zo groeide de cilinderinhoud van Kawasaki's ZX-6R tot
636cc en kwam Suzuki's GSX-R750 tussen het bekende wal en schip terecht
nadat - eindelijk - de reglementen in het WK Superbike werden
rechtgetrokken.
Maar wat is nu de ultieme supersport, als we ze vanuit de ogen van een
cheater bekijken? Voor een rechtstreekse confrontatie betreden ditmaal
de arena Kawasaki's ZX-6(36)R, Suzuki's GSX-R750 en - last but not
least, de Master Bike van 2006 - Aprilia's RSV1000R Factory. Let the
games begin...
Tekst: Ed Smits
Foto's: Vincent Burger |